This object is now not on display in the museum | |
Title | Twee leunstoelen |
Artist | |
Dating | 1725 |
Material and technique | |
Object number | 8464 a-b |
Object type | |
Acquisition | schenking 1970 |
Dimensions | hoogte 101 cm breedte 66 cm diepte 60 cm |
Inscriptions and markings |
|
Physical description | De stoel is opgebouwd beukenhouten onderdelen, zonder hoekklossen. De poten zijn door enkel getoogde pen- en gatverbindingen met de sporten verbonden, terwijl ze met de zittingregels door dubbel getoogde pen- en gatverbindingen zijn vergaard. Het zittingraam, dat op de zittingregels en poten rust, is door gelijmde pen- en gatverbindingen in elkaar vergaard. Het raam is aan de voorzijde met een toognagel in de voorzittingregel bevestigd en aan de achterzijde schuift het in de rugstijlen. De S-vormige armstutten zijn met een pen in de zijregels van het zitraam bevestigd. Deze is op zijn beurt weer met een enkel getoogde pen- en gatverbinding met de rugstijlen verbonden. De stijlen en regels van het rugpand zijn door gelijmde pen- en gatverbindingen vergaard. De zitting en de rug zijn met gevlochten rotan bespannen. |
What | |
When | |
Remarks | Afkomstig van de familie Martens van Sevenhoven. Uit de nummering valt op te maken dat deze armstoelen aanvankelijk deel uitmaakten van een stel, dat tenminste vier stoelen moet hebben omvat. De hoogte van de rug en de teruggezette armen kenmerken het meubel als een vroeg voorbeeld van het type "chaise à la reine", dat als gevolg van ontwikkelingen in de damesmode omstreeks 1730 werd ontwikkeld. In de mode van die periode werden de heupen van de vrouw door middel van paniers sterk verbreed, waardoor de in de regel boven de voorpoten geplaatste armstutten in de weg kwamen te zitten. Om hieraan tegemoet te komen werden de armstutten iets naar achter geplaatst. De vormgeving van de gesneden decoratie geeft vervolgens een tweede aanwijzing voor de datering; de lichte asymmetrie in de kelkjes en de rocaille, die de armstutten bekroont, wijzen op een overgang naar het rococo, waarvan de eerste aanzetten in de jaren 1720 in Frankrijk te zien waren. Een iets rijker uitgevoerd exemplaar, dat omstreeks 1725 wordt gedateerd, bevond zich in 1915 in de verzameling van het Musée des arts décoratif in Parijs. Het meubel in het Centraal Museum onderscheidt zich door de rechte plaatsing van de poten, en de relatief bescheiden toepassing van snijwerk, dat bij het meubel in het Musée des arts décoratif, ruimer is verspreid. Deze kenmerken hebben in het verleden geleid tot een toeschrijving aan een provinciaal Frans atelier: een identiek voorbeeld, dat zich in 1954 in de veiling Drouot (3-12-1954) bevond, werd daar als afkomstig uit de Loirestreek benoemd. De verfijning van het snijwerk, dat puntig en elegant genoemd mag worden en de overeenkomsten met het meubel in het Franse museum maken aannemelijk dat het Utrechtse meubel toch in Parijs vervaardigd is. |
Documentation |
|
Persistent url | To refer to this object please use the following persistent URL: https://hdl.handle.net/21.12130/collect.EC1A0CDB-142C-4A31-8B27-F56B3643053F |
Questions? | Do you have a remark or extra information on this object? Please let us know! |