Hofdicht op Zijdebalen en Lijkzangen op David van Mollem, Maria van Oosterwyk en Jacob Sydervelt
De Amsterdamse zijdefabrikant en -handelaar Jacob van Mollem (1623-1699) richtte in 1681 met behulp van een moderne machine die door waterkracht werd aangedreven een zijderederij op aan de Vecht. Het bedrijf werd na zijn dood in 1699 voortgezet door zijn zoon David (1670-1746), die een groot deel van de opbrengsten van het bedrijf investeerde in de uitbreiding en verfraaiing van de naast de fabriek gelegen buitenplaats Zijdebalen. Deze lusthof, die zijn naam dankte aan de fabriek, groeide uit tot een van de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad Utrecht. <BR> <P>Zijdebalen lag ten noordwesten van Utrecht, even buiten de Weerdpoort. De diepe tuin die 5,5 hectare besloeg, was volgens geometrische patronen naar Frans en Italiaans model aangelegd en verfraaid met hagen, waterpartijen en paviljoenen. Er waren beelden en vazen te zien, diverse parterres, verschillende soorten vijvers, een Turkse Tent en een schelpen- en een mineralengrot. Toen de tuin in 1740 was voltooid, schreef de dichter Arnold Hoogvliet het meer dan 600 verzen tellende Hofdicht op Zijdebalen. Jacob Cressant was een van de kunstenaars die werd aangetrokken voor de inrichting en stoffering van de tuin. In 1740 modelleerde hij, ter gelegenheid van diens 70ste verjaardag, een terracotta buste van David van Mollem. Zijn mecenas had hem zelf daartoe de opdracht gegeven. </P>