Gemeentelijke musea van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht sturen brief aan wethouders
De directies van vier grote Nederlandse gemeentelijke musea schreven een brief. Lees hem hieronder.
De directies van vier grote Nederlandse gemeentelijke musea schreven een brief. Lees hem hieronder.
De directies van vier grote Nederlandse gemeentelijke musea schreven een brief. Lees hem hieronder.
Van:
Directies van musea voor hedendaags en moderne kunst van de G4
Aan:
Robert van Asten, wethouder Den Haag
Said Kasmi, wethouder Rotterdam
Anke Klein, wethouder Utrecht
Touria Meliani, wethouder Amsterdam
Cc: Ingrid van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, 5 mei 2020
Geachte G4-wethouders van cultuur,
In de huidige coronatijd blijkt eens te meer hoe ongelooflijk divers de culturele sector in elkaar steekt en hoe anders dan bijvoorbeeld de podiumkunsten de beeldende kunst georganiseerd is. Telkens, wanneer sectoren hun stem verheffen om de politiek op het belang van de cultuur te wijzen, duurt het even voordat de verschillende spelers zich organiseren. We zijn immers allemaal anders en hebben zo’n sterke focus op onze eigen identiteit, waardoor de verschillen even groot zijn als de overeenkomsten.
Wij, de directies van de vier grote stedelijke musea, zijn zeer bezorgd over de toekomst van de unieke en relevante culturele infrastructuur van onze steden. In de vier grote steden zijn de vier grote musea van moderne en hedendaagse kunst in Nederland gevestigd. Dat is een unieke functie, die door uitsluitend de gemeentes wordt gesteund en die een spilfunctie vervult voor een groot weefsel, dat werkzaam is in die steden, en dat ook nationaal en internationaal van zeer groot belang is. We stellen vanuit onze musea honderden bruiklenen per jaar beschikbaar aan het veld, een functie waar alle kleinere musea van profiteren.
Ook de beeldende kunst en vormgevingssector in Eindhoven, Maastricht, Groningen en Haarlem worden zonder steun van het Rijk hard getroffen. Rijk, gemeentes en provincies zouden moeten samenwerken om dat overeind te houden.
Nadat op 15 april door minister Van Engelshoven een steunpakket van 300 miljoen euro voor de cultuur werd gepresenteerd, haalden wij opgelucht adem. En wij waren als eerste sector die geholpen werd dankbaar. Al snel bleek echter dat het voorwaardenpakket nauwelijks voorziet in hulp aan gemeentelijk en regionaal gesubsidieerde instellingen en de regels voor niet-rijksgesubsidieerde instellingen dusdanig streng zijn, dat onze musea enkel en alleen ondersteund worden bij een dreigend faillissement. Ook bleek het te gaan om steun voor de eerste drie maanden terwijl we weten dat met de anderhalvemetermaatschappij onze eigen inkomsten gigantisch terugvallen. Het ministerie gaat ervan uit, dat eerst het gehele eigen vermogen dient te worden verbruikt, alvorens bij het loket kan worden aangeklopt. Wellicht ten overvloede: dit geldt voor het gros van de musea in Nederland (zo’n 70%).
Gelukkig, beste wethouders, staan wij alle vier nog niet onmiddellijk op omvallen. Gelukkig, want als grote spelers in de vier grote steden bekleden we elk een heel centrale functie in het fijnmazige netwerk van de beeldende kunst. En, zo menen wij, zijn wij onmisbaar voor het in standhouden van die netwerken en daarmee het culturele klimaat in de stad. Als grote verzelfstandigde stedelijke musea fungeren Stedelijk, Kunstmuseum, Boijmans Van Beuningen en Centraal Museum enerzijds als aanlokkelijke bestemming en anderzijds als belangrijk cultureel opdrachtgever in onze steden en in dit land. De internationale betrekkingen van de vier grote musea vormen een uniek netwerk over de wereld. We zijn onmisbaar voor de makers, voor de kunstenaars en vormgevers in de steden, voor de galeries, voor het kunstonderwijs, voor het onderwijs per se; voor de vele zzp’ers die bij ons tentoonstellingen inrichten, onze gemeentelijke collecties onderhouden en restaureren, ons drukwerk en social media produceren; in het kader van de talentontwikkeling leiden wij toekomstige conservatoren, educatoren en kunstmarketeers mede op. Dat doen we naast onze rol als stedelijke attractie met grote economische impact. Mits bezoekers van buiten en met velen tegelijk kunnen komen.
Deze eerste maanden zonder publiek konden we node overleven met ondersteuning van de NOW-regeling, de reguliere gemeentelijke subsidie en giften van particulieren en fondsen die onze activiteiten al jaren steunen en dat ook nu blijven doen. Onze medewerkers houden de beveiliging en de bewaarcondities voor onze kostbare gemeentelijke collecties op peil. En als we straks weer open mogen zijn kunnen we het publiek slechts mondjesmaat toelaten. Programma’s die wij binnen en buiten onze musea voor derden ontwikkelen, voor scholen en groepen, voor het bedrijfsleven, bij buren, op scholen en in het buitenland, staan door het wegvallen van een groot deel van de bezoekersinkomsten onder druk.
Tentoonstellingen zullen we echter alleen op kleine schaal kunnen maken, sponsoren niet of nauwelijks aantrekken, toeristen en dagjesmensen niet naar onze vlaggenschepen en dus niet naar onze steden kunnen trekken. En onze kunstenaars, vormgevers, schrijvers, onderzoekers en grote flexibele schil van art-handlers, restauratoren, tentoonstellingsbouwers dus geen inkomsten bieden; onze galeries niet mede op de been houden; onze talenten geen museale opleiding bieden; onze schoolkinderen niet ontvangen; onze ongelooflijk belangrijke taakstelling inzake inclusie niet nakomen; de helpende hand in wijken die ons nodig hebben niet uitsteken, onze rol binnen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht niet spelen; onze rol in Nederland en in de wereld niet spelen.
Als het Rijk en de door coronamaatregelen financieel intens zwaarbelaste grote gemeenten van Nederland niet de handen ineen slaan, kunnen wij als gemeentelijk gesubsidieerde maar internationaal belangrijke musea in de grote culturele ecosystemen niet functioneren en verdort het museale veld tot grauwe vlakte. Omdat u alle vier, als G4-wethouders, met de taskforce, met de belangenorganisaties, met de fondsen en met de Rijksoverheid aan tafel zit, doen wij een beroep op u om er gezamenlijk voor te zorgen dat deze rampzalige situatie niet zal intreden.
Wij geloven in onze bijzondere verantwoordelijkheid voor de keten, in onze onmisbare functie in het leef- en kunstklimaat binnen onze steden en evenzeer in het land. En we zijn ervan overtuigd, dat ook u daarin gelooft. Daarom vragen wij u, samen met de andere partners, samen met de Rijksoverheid, dringend naar wegen te zoeken om onze basis dusdanig te ondersteunen, dat we onze cultureel-maatschappelijke rol ook in de nabije en verdere toekomst kunnen blijven vervullen.
Wij vragen de gemeentes, provincies en de Minister de stedelijke en landelijke keten van musea voor hedendaagse en moderne kunst te steunen ter compensatie van de coronaverliezen, waarbij een grote verantwoordelijkheid ligt bij het Rijk, omdat dit de reguliere fondsen en middelen van de gemeenten te boven gaat.
Met vriendelijke groet,
Sjarel Ex
Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Bart Rutten
Centraal Museum Utrecht
Benno Tempel
Kunstmuseum Den Haag
Rein Wolfs
Stedelijk Museum Amsterdam
Foto boven pagina: Robert Oosterbroek.